De harmonie voor de tweede wereldoorlog

Door de eeuwen heen hebben we wel steeds het geluk gehad om gedreven leden in onze rangen te tellen. Zoals wij nu over “Ons Muziek” spreken, zijn er in de loop der tijden meermaals leden geweest waarbij we, door hun inzet, getrouwheid en hun leven voor onze vereniging, spreken over een vereenzelviging als : “ zijn muziek ”. We denken hier speciaal aan Auguste Van de Wattyne (+ 1896), Hubert Van de Steene (+ 1992) en al de anderen waar wijzelf geen weet van hebben en diegenen die wij hier misschien vergeten.

Wij, Koninklijke Harmonie St. Cecilia

Op onze eerste vergadering van 22 november 1805 waren we aanwezig met 1 directeur, 4 notabelen, 1 ontvanger, 1 griffier, 1 knecht en 8 medestichtende leden. Korte tijd daarna wierven we al 9 bijkomende leden aan.
Sinds die eerste vergadering was er steeds een constante drijfveer in onze vereniging die als volgt in de statuten beschreven staat : “ de leden des genootschaps zijn gehouden als broeders liefde en vriendschap jegens elkander te koesteren en, indien het gebeurde dat den eenen of anderen der confraters zijnen medecamarade insulteerde zal hij worden gecondamneert seffens en zonder tegenzeg te betaelen tot zeven stuijvers voor de eerste mael, het dobbel voor de tweede mael en in cas van ervalling geraijeert worden uijt den tableau der confraters, ende ingeval hij zoo vermeten waere te slaen zal moeten betalen eene alve kroon en daarenboven van het recht van confrater worden berooft .” Onze maatschappij heette in de loop der jaren achtereenvolgens : “broederschap”, “genootschap”, “toonkundegenoot-schap”, “sociëteit”, “ Société Philarmonique ” .
 
Het is vandaag duidelijk op ieder van ons gezicht te zien dat we, nu 200 jaar later, deze vriendschap onder elkaar nog steeds uitdragen.
Het doel van de vereniging lag in die dagen nogal voor de hand, als reactie op de onder Napoleon onderdrukte godsdienstgeest. We konden weer in alle vrijheid uiting geven aan onze diepgewortelde Vlaams-godsdienstige gevoelens dat we “het allerheiligste, met of zonder lantaarn, vergezellen en ons op het orkest onledig houden met zingen van psalmen en kerkliederen” .
 
In 1815 werden we dan half kerkelijk en half werelds. Sommige instrumenten behoorden aan de Kerk en de andere aan ons.
We noteren: “1 trompet, 2 cors, serpent, 3 bassons, 4 1 ste klarinetten, 5 2 de klarinetten, 2 fa-klarinetten, een ré-fluit, 4 sol-fluiten, 2 ut-fluiten, 1 fa-fluit, 1 kleine trom, 1 grote trom, 1 carillon, 1 paar schijven, 1 triangel, 1 snaarbas, 3 1 ste violen, 3 2 de violen, 1 alto-viool, 2 mi-fluiten, 1 orgel, cantus, tenor, alt en bas. 1 groen-zilveren in goud geborduurde standaard met op 1 zijde de letters MP, intialen van Macharius Peers, de toenmalige directeur en op de andere zijde een muziektrofee die een harp en fluit omringd met een lauwerkrans uitbeeld.”
 
Uit het reglement van 1823 blijkt dat de instrumenten eigendom waren en ter beschikking bleven van Macharius Peers, toenmalig burgemeester van Bassevelde en de eigenlijke stichter van de muziekmaatschappij.
Voor de scholing van de muzikanten werd een contract gesloten met een muziekmeester op 31 juli 1823 . Er kwamen drie repetitiedagen per week, 1 dag individuele repetitie en 2 dagen voor het repeteren van de muziekstukken. Op 4 december 1825 beslisten we dat de individuele lessen de zaterdag doorgingen, een algemene repetitie de zondag en woensdagavond repetitie voor snaarinstrumenten. Geen wonder dat we in die dagen als één van de beste muziekkorpsen doorgingen. We wonnen veel prijzen, waaronder gouden eremetaal in de muziekwedstrijd te Eeklo op 24 juni 1827.

Een kostuum hadden we nog niet, maar iedereen had beloofd zich hetzelfde te kleden : zwart kleed of habijt, witte broek, vest en halsdoek, een paar laarzen of hoge schoenen en een hoed. Op muzikaal vlak ging het goed. Op 19 november 1827 speelden we bij de opening van het kanaal Gent-Terneuzen en op 29 mei 1829 speelden we in Sas van Gent op verzoek van de burgemeester aldaar, ter verwelkoming van zijne Majesteit de Koning der Nederlanden. In 1845 speelden we voor de opening van de steenweg Boekhoute-Ertvelde en op 5 februari 1851 liet onze directie een mis opdragen “voor de lafenis van de ziel van Hare Majesteit de Koningin der Belgen”, met uitdeling van een zak roggebrood aan de armen. Verder behaalden we in 1851 eremetaal in Sas van Gent. In 1852 hielden we een groots muziekfestival in Bassevelde, waarvan het avondfeest werd ingeleid met een salvo van 20 kanonschoten. In 1856 organiseerden we een jubelfeest met een podium op het plein, arken en triomfbogen. s'Avonds was er feeërieke verlichting met lampions et vetlampjes en werd het feest besloten met een groots vuurwerk. In 1859 waren we er ook bij voor de opening van de steenweg op Eeklo (Beekstraat).

Hoogten en laagten

In 1860 kwijnde onze vereniging een beetje weg en aanvaardde wijlen Notaris Auguste Van de Wattyne het voorzitterschap. Onder zijn impuls bloeide onze vereniging terug op. Tot aan zijn overlijden op 26 maart 1896 ijverde hij voor het welzijn en de vooruitgang van zijn geliefde vereniging. Zijn opvolger, Eduard De Decker, overleed reeds in 1904 en werd vervangen door Fernand Van de Wattyne, zoon van August.
Bij deze heropstanding hoorde natuurlijk een drapeau, die we op 29 januari 1865 inhuldigden en waaraan we vanaf 1867 onze medailles hingen tijdens wandelconcerten.
 
In 1866 richtten we een afdeling “zang” op en voor de rest bleven we de vroeger ingeslagen weg volgen. In 1870 waren we erbij voor het muziekfestival in Assenede. In 1871 speelden we ter gelegenheid van de inhuldiging van de spoorweg Eeklo-Lokeren en in 1874 waren we op het muziekfestival in Philippine. Ter gelegenheid van het St. Ceciliafeest in 1876 deden de werkende leden na de mis een toertje rond het dorp en dronken onder bol-, teerling- en kaartspel enkele glazen tot het middag was en tijd was om aan het feestmaal in het muzieklokaal deel te nemen. In 1879 gingen we naar Oostende voor het muziekfestival en in 1880 maakten we een uitstap naar Brussel voor de festiviteiten ter gelegenheid van 50 jaar Belgische onafhankelijkheid en ongestoorde vrede. In 1880 en de daarop volgende jaren luisterden we de prijsuitdelingen op in de Katholieke scholen.
 
Op 13 mei 1882 richtten we een afdeling “toneel” op en op 26 december 1886 voerden we de eerste pantomime op. Sindsdien ging het goed met het toneel en rond de eeuwwisseling hadden we al heel wat ervaring en talent in huis. Getuige hiervan waren de talrijke toneelstukjes als : “De Twee Bulten”, “De Broek zwijgt voor de Rok”, “Ik ben Piot”, “Nen Wijvenpraat op Straat”, “Blompap”, “Spreek me niet van trouwen”, “Jantje de Eeklosen Herbakker”, “De Roste Rekruut”, “De Rosten mee zijn Grijzen Broere” en “Zij draagt de Broek”, “Liptata”, “Mijn Ondervest”, “Daar stoef ik niet mee”, “Snib, Snab, Snorium”, “De Commis Voyageur”, “Foppen is de Kunst”. Het publiek kwam vanuit Kaprijke, Watervliet en Boekhoute om onze mannen aan het werk te zien.

Op 30 april 1904 huldigden we ons nieuw muzieklokaal in bij Judocas Bauwens in de Kaprijkestraat en zongen we de H. Mis ter gelegenheid van het St. Ceciliafeest i.p.v. muziek te spelen.

Eerste eeuwfeest

1905 kwam met rasse schreden aan en we dachten eraan om onze vereniging met een speciale attentie te vereren. Op aanvraag van ons bestuur en met de welwillende medewerking van Graaf 't Kint de Roodebeke kregen we op 15 mei 1905 bericht van het Kabinet des Konings op het Paleis van Brussel: “Mijne Heeren, In antwoord op uw verzoekschrift van 15 februari laatstleden heb ik de eer u te berichten dat de Koning de harmoniemaatschappij van Bassevelde machtigt den titel te voeren van KONINKLIJKE MAATSCHAPPIJ. Aanveerdt, enz, De Secretaris van het Kabinet des Konings. (get.) Ridder BAYER”
De familie Peers, die ons nog steeds genegen was, schonk ons een grote geldsom voor de viering van het jubelfeest en de aankoop van een trombone met de naam Peers erin gegraveerd.
 
Op 16 juli 1905 was er een internationaal muziekfestival met 26 maatschappijen. Er was nog nooit zo veel volk in Bassevelde. Op 30 en 31 juli 1905 telde de harmonie ondertussen 110 leden (70 bestuurs- en ereleden en 40 spelende leden). Het bestuur zelf bestond uit 1 erevoorzitter, 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 3 leden en 1 secretaris. In dat jaar maakten 70 ere- en spelende leden een uitstap van 3 dagen naar de tentoonstelling in Luik.

De periode van de oorlogen 

In 1908 namen we deel aan het muziekfestival in Westdorpe en in 1910 ondernamen we een reis van 2 dagen naar Brussel, zonder instrumenten deze keer. Puur voor de leute. Tijdens het groot feest voor de herdenking van de genezing van Koningin Elizabeth in 1911 speelden we in Eeklo en op 25 juli 1911 waren we op het eeuwfeest van Agelica Roegiers op de Hoge Vorst én op het eeuwfeest van H. Van Peene, dichter van de Vlaamse Leeuw in Kaprijke.
 
In 1913 gingen we naar het jubelfeest der Xaverianen en bijhorende tentoonstelling in Gent en herdachten we de guldensporenslag in Assenede, waar we deze keer de Vlaamse Leeuw i.p.v. de Brabançonne speelden.
 
Na de eerste wereldoorlog heeft het enorm wat geld en moeite gekost om onze vereniging weer op dreef te krijgen. Dank zij de wilskracht van de voorzitter en bestuur, de voorbeeldige opofferingen van de muzikanten en de medewerking van de bevolking lukte het om onze vereniging in stand te houden, zelfs veel krachtiger dan ooit.

Met de kerstdagen waren de toneelspelers klaar gestoomd voor het concert. Deze keer was het een actueel thema : “In Stervensnood”, maar de kluchtliederen “Als ik Rijk was” en “Mie en Charlewie” waren ook niet ver weg en de fanfare speelde “Songe d'Amour” en “Lodoïske”. De vedetten van de zang- en toneelafdeling werden levende legenden in Bassevelde.
 
Op 5 oktober 1919 hernam onze secretaris zijn aantekeningen in het logboek. Aldus kunnen we lezen dat we in 1920 in Assenede, Eeklo, Watervliet en Bassevelde zelf, ruimschoots onze medewerking verleenden aan de vredefeesten en festiviteiten i.v.m. het einde van de oorlog.
 
In 1921 planden we een muzikale uitstap met de stoomtram naar Oosteeklo en met de trein naar Boekhoute. In 1927 vond het feest van de Kerstboom voor het eerst plaats. Dit is een café-chantant en een grote tombola. In datzelfde jaar gingen we rond met een inschrijvingslijst voor een piano en er werd aangevangen met de inzameling van het geld voor de kiosk welke in 1930 in een stroomversnelling zal geraken. In 1929 werd de ons gekende Hubert Van de Steene bestuurslid. Ondanks zijn kleine gestalte bleef hij door zijn gedrevenheid voor ons een man om naar op te kijken. Op 86-jarige leeftijd in 1990 ijverde hij nog steeds voor het welzijn van zijn muziek. Hij overleed op 1 maart1992.
 
Op initiatief van het bestuur werd een grote geldinzameling gehouden onder de Basseveldse bevolking teneinde een kiosk te kunnen bouwen op het Dorp. Het Gemeentebstuur deed ook haar duit in het zakje. Deze kiosk werd plechtig overgedragen aan de gemeente.
 
In ons jubileumjaar (1930) telde onze vereniging meer dan 200 ere- en werkende leden. Het bestuur was samengesteld uit 1 erevoorzitter, 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 1 secretaris, 4 leden, 1 muziekbestuurder en 1 toneelleider. Aan het internationaal muziekfestival ter gelegenheid van ons 125-jarig bestaan namen 27 muziekmaatschappijen deel. Het bewijs dat de vriendschap in onze vereniging leefde en dat de leden jarenlang onze vereniging op handen droegen, werd nogmaals geleverd. 4 Muzikanten kregen geschenken voor hun gouden jubileum bij ons muziek en de voorzitter was 35 jaar bestuurslid, tevens 25 jaar voorzitter. Jaarlijks vond er ook het kerstboomfeest plaats voor de muzikanten en hun gezinnen.
 
In 1932 huldigden we de brug over de Isabellawatering (verbinding Beek- en Eendrachtstraat) plechtig in. In 1939 bestond het bestuur uit 1 erevoorzitter, 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 1 secretaris, 4 leden. Voor het eerst zetelden er in het bestuur 2 vertegenwoordigers van de spelende leden. We bezochten de tentoonstelling in Brussel en namen deel aan het muziektornooi in Lembeke in de hovingen van Graaf d'Alcantara. Wegens de mobilisatie ging het St. Ceciliafeest en het feest van de Kerstboom niet door. De toneelgroep bleef tijdens de bezetting wel verder spelen en sloot in 1942 aan bij de toneelbond. Dit laatste had voor gevolg dat zij vanaf nu ook voor een verplichte beoordeling moesten spelen.